De schaduw van Congo

>

Detailkritiek

Foto: archief KBIN-IRSCNB


Op maandagnamiddag 23 februari woonde ik samen met enkele collega's in Ukkel de uitvaartplechtigheid van oud-collega Jean Lebon bij, een heel bijzonder en kleurrijk figuur die net geen 99 jaar is geworden. Tot in 2010 kwam hij nog wekelijks als vrijwilliger naar ons museum.

Als eerbetoon aan Jean herpubliceer ik een column die ik in 2009 voor Digitale Bibliotheek schreef. Het is een stukje waarin ik zijn waarde voor onze instelling duidelijk tracht te maken. Met zijn kennis en verhalen was hij het geheugen van ons museum.

Rust in vrede Jean, we zullen je missen.


DETAILKRITIEK

In een bibliotheek werken moet een heel gezonde bezigheid zijn. Een van onze medewerkers is 92 jaar oud en werkte daarvoor - tijdens zijn actieve loopbaan – ook al veertig jaar trouw in de documentatiedienst van het toenmalige natuurhistorische museum. Jobhopping was in die tijd nog niet echt ingeburgerd. Sinds zijn pensioen begin jaren tachtig komt hij wekelijks op vrijwillige basis een dag per week werken. Bijna elke dinsdagnamiddag zakt hij nog naar de cartotheek af, waar hij nog steeds zijn vaste stek heeft en archiefaanvragen behandelt. Alle communicatie verloopt – als je maar hard genoeg praat - IRL of via de telefoon. Met een laptop of PC kan hij niet werken en zijn classificatiesysteem is voor een leek ondoorgrondelijk. Een mobieltje heeft hij nog nooit van dichtbij gezien, e-mails worden voor hem netjes uitgeprint. Bij de digitalisering van de fotocollecties doen we nog steeds af en toe een beroep op zijn onfeilbare geheugen. Wars van zijn technologische analfabetisme is hij immers nog steeds in staat verbindingen te leggen tussen het verleden en het heden. Als een soort van mentale aquabrowser avant la lettre linkt hij foto’s en herkent hij de terugkerende patronen. Bij elke foto kan hij het achterliggende verhaal vertellen. Vooral voor de datering van de oudste foto’s is hij onmisbaar. We noemen hem dan ook zonder enige zweem van ironie het geheugen van het instituut. Een titel die hij met veel trots draagt.

Toen de Nederlandse televisie enkele jaren geleden de prachtige driedelige BBC dramaserie Shooting The Past toonde was het voor mij een feest van herkenning. De serie portretteerde de lotgevallen van een groepje excentrieke medewerkers van een bibliotheek die op het punt stond opgedoekt te worden. Deze fotobibliotheek was in een wondermooi achttiende eeuwse pand in Londen gehuisvest en het leek alsof deze bibliotheekmedewerkers eveneens uit een ander tijdperk afkomstig waren. Van informatisering, efficiƫnt budgetbeheer en time management hadden ze duidelijk geen kaas gegeten. Maar op hun ouderwetse en eigengereide wijze waren ze toch in staat hun picture library ordentelijk te beheren en ontsluiten. Ze ontwaakten pas uit hun lethargie toen ze te horen kregen dat ze plaats moesten ruimen voor een Amerikaanse businessschool. Bibliotheekmanager Marilyn Truman deed er samen met haar stafmedewerkers alles aan om een nieuw en veilig onderkomen te vinden waar de fotocollectie integraal bewaard zou kunnen worden.

Dit lijkt een nogal doorzichtige en eendimensionale verhaalthematiek waarin de zachte culturele sector het met de pragmatische kapitalisten aan de stok krijgt. Maar in handen van regisseur Stephen Poliakoff wordt dit een wondermooie, nostalgische parabel waarin de oude zwart-wit foto’s symbool staan voor ons verleden. In de plechtstatige bibliotheekomgeving draait alles om stilstand en behoud. Hoe maak je aan de buitenwereld duidelijk wat de toegevoegde waarde is van zo’n oubollige bewaarinstelling? Waarom is het nodig dat de collectie integraal bewaard blijft? Welke verhaallijnen verbinden de collectiestukken? Dat zijn de essentiĆ«le vragen die deze serie oproept en die iedereen die wel eens in een bewaarplaats komt zich moet stellen. En belangrijker nog, hoe organiseer je de kennisoverdracht als oudere mensen afgedankt worden of zelf moedeloos afhaken? Kunnen we hen zomaar aan de kant schuiven, of hebben we ze op een of andere manier toch nodig om het verleden te ontsluiten? Zijn het hun verhalen die de artefacten op een hoger plan samenbrengen?

Op een dag zal het mijn beurt zijn om mijn leesbril overal rond te laten slingeren, gesprekken met het portret van Charles Darwin aan te knopen en mijn kunstgebit in het aquarium te rusten te leggen. Is die oude gek met zijn plaats en energie verslindende computers hier nu nog, zullen de jonge collega’s dan wellicht venijnig opmerken. Maar ik zal te hardhorig zijn om aan dergelijke detailkritiek aandacht te schenken.



Column geschreven in opdracht van Digitale Bibliotheek in de reeks Kladschrift van een museumbibliothecaris, gepubliceerd in DB 2009 (3), p.9.